In het oude geheime schrift van de druïden (ogham) is het teken van de vlier. Van de 20 bomen van dit alfabet behoort de vlier, samen met bomen als de eik, es, taxus en de hazelaar tot de hoogste rang, stamhoofden genoemd.
De gewone vlier (Sambucus Nigra) ontbrak vroeger op geen enkel boerenerf. Bij huis, stal of bakkeet werd de vlier aangeplant, en het liefst onder het keukenraam omdat hij bescherming bood tegen kwade geesten, vliegen en ongedierte. Bovendien trok de vlier goede geesten aan en was hij een veelzijdig geneesmiddel. Er zijn landen waar het gebruikelijk is de vlier te groeten en te bedanken als je hem onderweg tegenkomt.
Een vlier hoef je niet te zien bloeien, die ruik je gewoon! De zware, friszoetige geur van de bloemen is vooral op warme dagen goed te ruiken. Zijn de bloemen helemaal open, dan is het tijd om ze te oogsten. De bloempjes zijn gezond en bevatten veel honing. Ze werken licht laxerend en werden gebruikt als een drank tegen ontstekingen van de ademhalingswegen en verkoudheid. Als je ze in pannenkoekenbeslag doet, krijgt dat een zoetige smaak. Van de (gedroogde) bloemen kan een bloesemthee worden gezet of er kan vlierbloesemsiroop van worden gemaakt.
Ook de rijpe bessen zijn gezond, de bittere smaak verdwijnt tijdens het koken en er blijft een zeer gezond sap over dat rijk is aan vitamine C. De bessen zijn een goede basis voor jams, eventueel in combinatie met appels. En je kunt er een heerlijke dieprode wijn van maken.
Ook leuk om te weten; de zwarte kleurstof uit de bast en wortels werd in de Romeinse tijd al als haarverf gebruikt.
De takken zijn ideaal om blaaspijpen van te maken. Het witte, sponsachtige merg van de takken is zacht en laat zich er gemakkelijk uitdrukken. De Engelsen noemen daarom de Vlier wel de 'pipe-tree'. Van zo'n pijp kun je ook gemakkelijk een fluitje maken: neem een vingerdikke tak van zo'n zes centimeter lengte, haal het merg eruit en rondt de rand van één uiteinde met een mesje af. Klaar! Schuif je bovenlip al blazend over de opening, terwijl je met een vinger het gat aan de onderkant in meer of mindere mate afdekt.
Als het lukt er geluid uit te krijgen, dan ben je een echte 'flierefluiter', dat wil zeggen: een lichtzinnige levensgenieter (hoewel met een 'f' geschreven komt dit woord waarschijnlijk toch van de vlier). Ook de Grieken kenden dit soort vlierefluitjes, die ze 'sambuca's' noemden. Waarschijnlijk stamt daar het woord 'Sambucus', het eerste deel van de wetenschappelijke naam van de vlier, vanaf.